Held

held-in-verhaal-e13546315422671

Zo, we zijn er weer hoor! De dagen worden langer, de 20 graden is voor het eerst aangetikt en vanmorgen liep ik langs een basisschool, waar net een groepje kleuters door de BSO leidsters naar school werd gebracht. Bijna iedereen rende als een malle van de leidsters weg richting het schoolplein, maar één schattig kleutertje bleef aan de hand van de leidster lopen. Met zijn andere hand zwaaide hij zachtjes met zijn tas. Hij keek op met een blij gezichtje, trok aan de hand van leidster om haar aandacht te vragen en toen ze keek, zei hij met een brede lach: ‘Eindelijk lente!’. En ik dacht: kind, nu in ieder geval wel.

Nu ik er op terugkijk, zijn januari en februari waarschijnlijk toch wel mijn minst favoriete maanden. Ik heb geen last van winterdepressie ofzo, maar er gebeurt ook niet echt iets leuks. In december weet je niet waar je de tijd vandaan moet halen, met alle verjaardagen, feestdagen, schoolfeestjes, kerstdiners, visite, schoolvakanties en leuke uitjes. En dan in januari: BAM. Niks. Gewoon een maagdelijk lege agenda. Iedereen is volgevreten en uitgesocialized, het lijkt altijd wel of iedereen in januari denkt: sssssttt, als wij niemand bellen, bellen ze ons ook hopelijk niet. De eerste paar weken vind ik dat ook allemaal prima, maar zo rond eind januari denk ik dan: ik heb wel weer zin in een feestje! En in de zon ook en lekker buiten dingen doen.

Tijdens het wassen en strijken draai ik dan altijd graag ‘Holding out for a hero’, van Bonnie Tyler. En dan zing ik heel hard mee (tenminste, net niet hard genoeg dat de kinderen het kunnen horen, want die twee hebben tegenwoordig nogal last van het rollende ogen syndroom):

Isn’t there a white knight upon a fiery steed?
Late at night I toss and I turn and I dream of what I need…
I need a hero! I need a hero till the end of the night.
He’s gotta be strong and he’s gotta be fast and he’s gotta be fresh from the fight.

Want mijn eigen held is natuurlijk hartstikke lief (en ook strong and fast enzo), maar die is nu eenmaal vaak aan het werk, als ik sta te strijken.

Het blijft toch bijzonder, hoe vaak songteksten van toepassing kunnen zijn op situaties. Niet zo gek ook, want liedjes worden gewoon geschreven door mensen zoals jij en ik en die putten ook uit hun eigen ervaring. Nu denk ik niet dat Bonnie Tyler stond te strijken toen ze Holding out for a hero bedacht, maar misschien had ze wel, net als ik, gewoon even de balen van de sleur van alledag. Van de weken die zich aaneenrijgen met werk, filerijden, boodschappen, koken, voetbaltrainingen en andere gezinslogistiek, boterhammen maken en bedenken wat we morgen zullen eten. Dan heb je soms gewoon even een ‘boost’ nodig. En omdat ik nog niet zo snel een ridder op een vurig ros onze straat binnen zie komen rijden (en ik dan ook vast van Bas niet met hem mee zou mogen), moest ik iets anders bedenken.

Dus… daar komt het: ik ga sinds deze week elke avond na het eten een half uurtje wandelen! Ja ja, poeh poeh, het moet niet gekker worden, ik weet het. Maar toch hè… Ik word er gewoon écht blij van. Het is tijd voor mezelf, het geeft vrijheid, lucht, letterlijk en figuurlijk. En natuurlijk luister ik ook tijdens het lopen muziek. Vanavond kwam er een nummer van Jason Mraz voorbij, dat ik nog niet kende. De zon ging onder, ik liep langs de velden aan de rand van ons dorp en Jason zong:

It takes some work to make it work
It takes some good to make it hurt
It takes no time to fall in love
But it takes you years to know what love is
It takes some fears to make you trust
It takes those tears to make it rust
But it takes rust to have it polished
Lalalalalala life is wonderful…

En zo is het maar net.

 

Advertentie

Welkom

b1056ebd-024d-11e7-8f5f-00163edf48dd

‘Als kind ben ik heel erg gepest. Op de basisschool én op de middelbare school.’ Aan het woord is Roos Woltering. Ze is psycholoog en spreker op het Management Support congres, waar ik vandaag met mijn collega’s ben. Haar toespraak gaat over rolmodellen. Over de rolmodellen die we hebben (gehad) en die we willen zijn. Ze vervolgt: ‘Daardoor heb ik heel lang moeite gehad om me in groepen te bewegen. Ik dacht altijd: mag ik hier wel zijn? Ben ik wel welkom?’ De kern van haar verhaal is de kracht van kwetsbaarheid. Als je je masker laat zakken en (júist als het spannend is) laat zien wie je echt bent, dan blijkt dat je altijd weer welkom bent.

Ze heeft ook nog een opdracht. Na haar sessie is het pauze en ze stelt voor om in de pauze een appje te sturen naar iemand die voor jou rolmodel is geweest, op welke manier dan ook. Dat hoeft geen barmhartige Samaritaan te zijn; iemand kan voor 90% een b*tch zijn, maar wel een bepaalde karaktereigenschap hebben, die haar voor 10% een rolmodel maakt. Bijvoorbeeld door de manier waarop ze kritische vragen stelt.

Ik denk aan de vrouwelijke rolmodellen in mijn leven. De eerste, mijn moeder. Maar die heeft geen mobiele telefoon, dus die kan ik niet appen. Ik denk aan mijn eerste vrouwelijke directeur, een collega in mijn huidige werk, de directeur van de basisschool van de kinderen. Sterke vrouwen die mij geïnspireerd hebben. Maar als we de congreszaal uitlopen, word ik binnen vijf seconden al aan m’n jasje getrokken of ik interesse heb in een virtuele toer door een vergaderoord in Maastricht. Het idee van het appje raakt snel op de achtergrond.

In de trein naar huis lees ik mijn boek uit. Het is Nazomer van Esther Verhoef en gaat over een vrouw uit een eenvoudig arbeidersgezin, die op een gegeven moment haar gezin en familie de rug toekeert om haar passie na te jagen: een eigen modelabel. Elk hoofdstuk is steeds in tweeën verdeeld: een deel uit haar jeugd en een deel hier en nu. Je weet het hele boek al dat het moment gaat komen dat ze haar man en zoontje verlaat, doordat dit in haar leven nu een feit is. En toch is de opbouw naar dat moment meesterlijk. Tegelijkertijd beseft ze in haar huidige leven wat ze al die jaren heeft gemist. Dus terwijl je enerzijds meeleeft met de ‘jonge’ Claudia en naar haar keuze toegroeit, lees je hoe de ‘oude’ Claudia steeds meer terug wil naar haar wortels. Een van de laatste passages is:

‘Want pas toen de vanzelfsprekende dingen in mijn leven niet meer vanzelfsprekend bleken, toen alles was verdwenen of onomkeerbaar was veranderd, besefte ik hoe bijzonder het allemaal is geweest. Een deur die openzwaait, een welgemeende glimlach, een koekjestrommel die uit een dressoir tevoorschijn wordt gehaald, waarna de inhoud als een schat aan me wordt gepresenteerd. Welkom zijn, bij de ander thuis mogen komen. Het is van een ongekende rijkdom.’

Het komt zo hard binnen, dat ik bijna volschiet. Daar is ‘ie weer, dat welkom zijn. En meteen weet ik: het is toch mijn moeder. Mijn moeder is mijn belangrijkste rolmodel. Want hoewel ze zeker ook fouten heeft gemaakt (wie niet?), is dat denk ik een van haar sterkste karaktereigenschappen. Iedereen is bij haar welkom. En zo vanzelfsprekend als dat lijkt, dat je bij je moeder welkom bent, ik weet inmiddels dat dat niet zo is. Jaren werken in de jeugdzorg leert je dat. Daarnaast sprak ik pas een vriendin, die vertelde dat haar moeder nog nooit enthousiast heeft gereageerd als ze voorstelt om langs te komen. Dat het altijd duwen en trekken is, voor een enigszins normale verstandhouding. Ik merkte dat ik het me nauwelijks kon voorstellen en realiseerde me toen ook al dat ik die gastvrijheid en liefde van mijn moeder voor lief neem. Onterecht.

Dus mam, deze is voor jou. Ik hou van je en bewonder je om hoe je altijd voor ons hebt gezorgd en er altijd onvoorwaardelijk voor me bent geweest. Vol liefde en altijd met open armen. Je hebt me daarmee voorgeleefd hoe dat moet en nu probeer ik het ook zo te doen. Dankjewel x

Airco

2133500ddc99dcf58139ecb21253a122--clip-art-images-free-clip-art-free

“Ik ben maar even hier komen zitten, want ik wor gék van die airco! Dah zou verboden moeten worden, op een camping!” Als we terugkomen van het zwembad om een boterhammetje te eten, zit de overbuurvrouw met haar stoel op de lege kampeerplek naast ons in de schaduw een boek te lezen. En aangezien er op dat moment op onze eigen plek ook geen schaduw is en de mussen niet eens het dak op gaan, zo heet is het, zeggen we: “Dat is een goed idee, dat doen wij ook.” De echtgenoot van de vrouw ligt onder de luifel van hun caravan te slapen. De buurvrouw zelf is begin 50, heeft kort zwart haar en een zwaar Brabants accent.

“Mosten jullie gister nou in dat noodweer jullie tent opzetten?”
“Nou, het viel gelukkig mee hoor, een paar spatjes tussendoor, maar toen het echt hard begon te regenen, stond hij gelukkig nét.”
“Tis anders maar een klein plekske nie? Wadda jullie hebben? Ik dach dah jullie dit er ook nog bij hadden?”
“Ja, dat dachten wij eerst ook. Maar goed, het past wel hoor. En voor de schaduw gaan we zolang gewoon even hier zitten.”

“Nou, wij gaan morregeh weer naar huis. We hadde eigelijk tot zaterdag geboekt, maar ik ben dr klaar meh.”
“Oh?”
“Ja, je kan nerregens heen! Alles is kei ver weg, ge moet steeds in de auto. Wij hebbe fietsen mee, maar das eers een heel stuk snelweg, dah ga nie. Alles is een uur, anderhalf uur weg, met de auto. Meh kindjes is dah anders hee? Die vermaken zich wel, die spelen, dan hoef je de camping niet af. Dah hadden wij vroeger ook met onze kinderen. Maar as ge maar met twee zeit… das toch anders…”

Er valt even een stilte. “Hoor je t nou? Die herrie van die airco?” We zijn weer even stil en ik hoor, als ik héél goed m’n best doe, een zacht gezoem uit de caravan naast die van de overburen komen. “Ja, ik geloof het wel”, zeg ik voorzichtig. “Nou, gék worrik ervan! Ik snap nie hoe hij daar kan slapen”, zegt ze met een beschuldigende hoofdknik naar haar man. “Dah sta de helen dag moar te draaie, woar is dah goe voor? En dan nog es wah, naar St. Tropez zouk nie gaan hoor! Dah boottochtje is keiduur, 13 euro! En dah plaatske zelf stelt niks voor, allemaal keidure winkels voor al die ruikelui met die boten… Zesduuzend euro voor een handtaske, dah geloof je toch nie? En die watervallen van eh… St. Pariche of weettik hoe dah hier allemaal heet… doar kan je nie in zwemmen of niks! Weer langer dan een uur in de auto, wij van alles meegenomen, broodjes en handdoeken en alles, komme we doar, mosten we meh al die spullen een heel end klimmen, en dr woare dr nog meer hoor, meh allemaal spulle, komme we doar an, sta doar een groot hek omheen, kan je dr alleen naar kíjken! Toen zijn we maar weer terug gegoan…”

“Maar zeg, hoe lang blijven jullie eigenlijk?”
“Drie weken.”

“Ja, maar meh kindjes is dah anders hee? Die spelen wel. Maar as ge maar met twee zeit… Das toch anders.”

Later in de middag zien we de buurvrouw briesend naar haar buren lopen. “Zeg, kan die airco misschien ook een keertje uit?! Ik wor gék van die herrie!” Ik kan de reactie van de buren niet horen, maar het lijkt of ze die zelf ook niet afwacht, want ze beent meteen weer terug naar onder haar eigen luifel. Haar man is intussen een stukje opgeschoven en zit nu rustig een boek te lezen.

‘s Avonds komen er, naar ik aanneem, campingvrienden langs om een praatje te maken. Weer verkondigt de buurvrouw luidkeels er klaar mee te zijn. “Je kan nerregens heen, alles is keiduur. In Nederland is het harstikke mooi weer, wah zouk hier nou tobbe? Ik heb een grote tuin, lekker rustig, kannik ook heerlijk van de zon genieten. En overal op de fiets heen. Ja, meh kindjes is dah anders hee, maar as ge maar met twee zeit…”

De buurman is ondertussen de voortent aan het afbreken en lacht eens vriendelijk naar ons. Als hij het laatste afval weg gaat brengen, vraagt de buurvrouw: “Zallik efskes meelopen?” De buurman zegt nee. Ik denk dat hij het zich ook anders had voorgesteld, as ge maar met twee zeit.

Open armen

Willow_Tree_Close_to_Me_26222_www.willowbeeldjes.nl_

Het is zaterdagochtend en zoals alle zaterdagochtenden, zijn we redelijk vroeg op om ons klaar te maken voor de paardrijles van Anne en de voetbal van Daan. Als ik aangekleed beneden ben, kijk ik op mijn telefoon en zie op het startscherm verontrustende berichtjes. Ze komen uit de ‘paardrijapp’, een groepsapp met de moeders van de meisjes waarmee Anne op rijles zit. ‘Oh nee, wat zielig…’, ‘Arme Esmee, ik weet niet hoe ik dit moet gaan vertellen’, ‘Dat wordt een verdrietige les’ en emoji’s in diverse stadia van tranen scrollen onder mijn vingers langs. Wat blijkt? Een van de pony’s is gisteravond overleden.

Ik open de link naar Facebookpagina van de manege en daar staat:
Helaas hebben wij verdrietig nieuws. Zojuist hebben wij afscheid moeten nemen van onze trouwe en dappere Destiny. Door een draai en verplaatsing in haar darmen konden wij helaas niets meer voor haar doen en hebben haar moeten laten gaan. Dankbaar zijn wij voor de jaren plezier die wij gehad hebben met deze onwijs lieve en eerlijke pony. We gaan haar onwijs missen.

Slik. Ik sta nog met mijn telefoon in mijn handen als Anne beneden komt. Even weet ik niet zo goed wat ik moet zeggen, maar dan vraag ik: ‘Heb jij toevallig op de Insta van de manege al iets gezien, gister of vandaag?’ ‘Nee, hoezo?’ ‘Nou, kijk maar.’ Ik laat haar het Facebookbericht en de appjes zien. Ze gaat op de bank zitten en ik wil naast haar gaan zitten, maar dan staat ze weer op en pakt haar eigen telefoon. Ik zie dat het bericht haar geraakt heeft, maar dat ze zich groot wil houden. Ik besluit haar even met rust te laten. Als ik een paar minuten later naar haar kijk, rollen stille tranen over haar wangen. Ik ga weer naast haar zitten en dan zoekt ze toch even troost. Even maar.  Dan haalt ze een paar keer diep adem, snuit haar neus en zegt: ‘Kom, we gaan eten.’

Terwijl dit gebeurde, was Bas al vroeg naar de kapper gegaan. Als wij aan het ontbijten zijn, komt hij thuis. Ik verwacht dat Anne hem meteen het verdrietige nieuws zal vertellen, maar ze zegt niks. Om haar niet weer aan het huilen te maken, laat ik het ook maar even zo, maar als we klaar zijn, vraag ik aan haar: ‘Wil je het niet tegen pappa vertellen, van Destiny?’ En dan zegt ze: ‘Nee, wat maakt hem dat nou uit? Jullie vinden er toch niks aan, die paarden?’

Au. Dat doet zeer. Maar ik snap waarom ze dat denkt. Bas en ik gaan altijd een van beide met haar mee naar paardrijles en we helpen haar met het opzadelen. Maar van het begin af aan, is paardrijden háár ding geweest. Zij wilde het en wij hebben het ‘goed gevonden’. Het meegaan is een beetje een ‘moetje’  en eigenlijk alleen leuk, omdat zíj het zo leuk vindt. Ik heb me er vast wel eens schuldig aan gemaakt, dat ik tegen vrienden of bekenden zei: ik heb er niks mee, met die paarden, maar ja, Anne vindt het zo leuk. En eerlijk is eerlijk, bij de voetbalwedstrijden van Daan sta ik enthousiast aanmoedigend langs de lijn, terwijl ik tijdens de paardrijles met de moeders van de andere dames in de kantine thee zit te drinken, waar je van de les maar weinig meekrijgt.

Ik word wel echt blij als ik Anne zo blij zie, bij die paarden. De manege is haar ‘happy place’, ze begint al te stralen als we er binnenstappen. Ze maakt echt contact met de paarden en ik weet zeker dat de paarden aanvoelen dat ze veilig zijn bij haar. Het gaat haar niet alleen om haar eigen plezier bij het paardrijden. Hoe het paard zich voelt, staat bij haar altijd voorop. Dat is mooi om te zien en dáár geniet ik dus wel heel erg van.

Maar ja, hoe maak ik haar dat nou duidelijk, nu al dit verdriet in de weg zit? Ik bedenk dat dat wel een andere keer komt en zeg: ‘Jij bent er toch verdrietig om? Natuurlijk wil pappa dat dan graag weten.’ Ze haalt haar schouders op en gaat haar rijlaarzen aantrekken.

In de auto zit ze stilletjes naast me en op de radio zingt The Script.

I can’t unfeel your pain
I can’t undo what’s done
I can’t send back the rain
But if I could I would
My arms are open

Lieve schat, wat jou raakt, raakt mij, zo werkt dat nou eenmaal als je moeder bent. Het is niet erg als je dat nu nog niet begrijpt, als je maar weet dat mijn armen altijd open zijn.

Oneerlijk

211841-96869-ah-mini-quiche-tomaat-mozzarella.11-400

‘Anders ga je even mee boodschappen doen.’ Met deze woorden bezegelde ik Daan z’n woensdagmiddaglot. Waar er normaal gesproken op woensdag meestal wel met vriendjes wordt afgesproken, zit nu het gros van de vriendjes in Vlaardingen, om de naam van de school bij een schoolvoetbaltoernooi hoog te houden. En waar Daan daar normaal gesproken ook bij was geweest, zit hij nu met een liesblessure op de bank. De bank thuis, wel te verstaan.

‘Waarom?’
‘Nou, anders moet ik alleen. Dat doe ik altijd al. Ik vind het wel gezellig als je mee gaat.’
‘Ik vind er niks aan.’
‘Ja eh, ik ook niet, maar we moeten toch eten. Dus je kan best een keer mee. Daar leer je ook nog wat van.’
‘Wat dan?’
‘Nou, van alles. Over wat dingen kosten enzo. En waar alles staat. Kan je ook een keer iets in je eentje voor me gaan halen.’
‘Fijn…’

Met veel dramatisch vertoon worden schoenen aangetrokken, autodeuren dichtgesmeten en oorverdovende stiltes in stand gehouden. Maar als we eenmaal bij de supermarkt zijn, kan hij het jongetje van 10, dat onder die sluimerende puber zit, nauwelijks meer verbergen. Hij wil het glas in de glasbak doen, de batterijen in de Stibat bak, het muntje in het wagentje en de statiegeldflessen in de machine. Hij gaat op z’n tenen staan om in de opening te kijken en de flessen op de lopende band te volgen. ‘So! Moet je kijken!’ Hij trekt me naar beneden met m’n hoofd voor het gat. ‘Het lijkt wel een fabriek!’ Kijk, zo ken ik je weer.

De vorige keer dat de kinderen meegingen naar de supermarkt, had ik meteen weer spijt dat ik ze mee had genomen, door het spervuur aan vragen waar ze me aan bloot stelden. Die vragen blijven nu achterwege. Wel zijn er behoorlijk wat dingen waar Daan het helemaal niet mee eens is, in de supermarktwereld.

Zo was ik van plan om donderdag quiche met sla te eten. Op donderdag eten we altijd makkelijk, want dan ben ik laat thuis en moet Daan trainen. Een kant-en-klare quiche kunnen ze zelf in de oven schuiven en sla, dat lukt ook. Dus ik wil de favoriete quiche van de kinderen uit het schap trekken… liggen ze er niet. En niet alleen in de zin van: ze zijn uitverkocht, nee, er is gewoon geen plek meer voor die soort quiche ingericht in het schap.

‘Shit, ze hebben geen tomaat-mozzarella quiches meer!’
‘Echt? Dan moet je het even vragen.’
‘Ja, dat kan ik wel doen, maar ik denk dat ze ze helemaal niet meer hebben, kijk maar, ik zie nergens zo’n plasticje waar ze zouden moeten liggen.’

Daan zoekt mee. ‘Ik zou het toch even vragen.’

Toevallig zie ik de supermarktmanager, die vakken staat te vullen.
‘Hebben jullie toevallig nog van die kleine tomaat-mozzarella quiches?’
‘Nee, die zijn eruit. Die hebben we alleen als ze in de actie zijn.’
‘Nou, wat jammer zeg, die vonden ze het allerlekkerst!’, zeg ik, wijzend op Daan.
‘Ja’, zegt de man tegen Daan, ‘die komen wel weer hoor, maar dat zal nog wel even duren.’

Daan snapt er niks van. En als de man weg is, zegt hij tegen mij: ‘In de actie? Maar die hebben we toch altijd? Dat is dan toch geen actie?’
‘Nee, ik denk dat hij bedoelt dat ze soms het assortiment een beetje afwisselen.’
‘Hoezo?’
‘Nou, mensen willen soms ook wel eens wat anders eten en er is geen ruimte voor alles tegelijk in de winkel.’
‘Ja, maar wie lust er nou geen tomaat-mozzarella quiche??’
‘Dat weet ik ook niet, maar smaken verschillen nou eenmaal. En die supermarktmanager verzint dat niet zelf hoor. Er is iemand die de baas is van alle Albert Heijns in Nederland en die bedenkt wat er dan in de actie is, blijkbaar.’
‘En zegt hij dan gewoon: we doen nu even geen tomaat-mozzarella quiches?’
‘Ik denk het.’
‘Ik vind dat geen aardige man.’

Nadat we discussies hebben gehad over of we wel of niet nog genoeg toetje in huis hebben, wat de voor- en nadelen zijn van Apekoppen versus KitKat mini’s, of het wel of niet handig is om een product met een 35% korting sticker te kopen en waarom we nog genoeg potten Nutella in de kast hebben staan (‘Je kan toch nooit genoeg Nutella in huis hebben?’ Touché), blijft Daan staan bij een display met Vapona producten. Hij is zo in gedachten verzonken dat ik dankbaar van de gelegenheid gebruik maak om de laatste boodschappen bij elkaar te scharrelen en te roepen: ‘Ik ben alvast bij de kassa!’.

Na een tijdje komt hij erbij staan en onder het op de band zetten van de boodschappen, zegt hij: ‘Die mensen van Vapona zijn niet goed hoor.’
‘Hoezo?’
‘Ze hebben al die beesten op de verpakking rode ogen gegeven en ze kijken allemaal zó (doet zijn beste Jack Nicholson in The Shining) en er staat een bloeddruppel bij de mug. Nou, zo zien ze er echt niet uit hoor. Een mug heeft nou eenmaal bloed nodig, daar kan hij ook niks aan doen, een vlieg doet al helemaal niemand kwaad en een mot! Dat is net een vlinder! Waarom wil je die nou doodspuiten??!!’

Zijn volume heeft inmiddels een dusdanige hoogte bereikt dat ze drie kassa’s verder opkijken wie zich zo staat op te winden. ‘En dan de mieren! Die zijn hartstikke nuttig en die werken heel hard! Die staan op de verpakking of ze zware criminelen zijn! Ik vind het HEEL ONEERLIJK!’

Ja, hij heeft zeker weer wat bijgeleerd, in de supermarkt. Maar ik betwijfel of ik hem de volgende keer op een pak melk kan uitsturen…