‘Mam, ik vind de dansles hier leuker dan bij de YMCA’. ‘Oh ja, waarom dan?’ ‘Nou, omdat we hier een paar verschillende dansen doen. Dus als er een niet zo goed gaat, dan doe je die tenminste niet de hele tijd. En het is op veel leukere muziek, niet alleen maar nummers uit de oudheid!’
Zo. En daar hebben we het dan. Tijd voor de billen bloot. Want hier vat Anne eigenlijk even heel mooi samen waarom we het leven voor de kinderen in Nederland fijner vinden dan in Amerika. Na mijn afgelopen twee klaagzangen over het Nederlandse weer respectievelijk de supermarktcultuur, vind ik het ook belangrijk om te vertellen waarom we dan weer terug wilden naar Nederland.
Veel mensen hebben aan ons gevraagd: ‘Maar had je daar dan niet willen blijven?’ Nou, heb je even? Als ik alle factoren ga opnoemen waarvoor we wel daar hadden willen blijven, neem er dan gerust een bak koffie bij. En eigenlijk, goed beschouwd, is er maar een reden geweest om terug te komen: de kinderen.
Het ironische is, voordat wij naar Amerika vertrokken, zei een collega van Bas tegen ons: ‘Jullie gaan het daar fantastisch hebben, want ALLES is op kinderen gericht.’ En op het eerste gezicht is dat ook zo. Restaurants hebben zonder uitzondering een uitgebreid kindermenu en kinderen worden met open armen (en een kleurplaat) ontvangen. Halve porties, extra vorken, niks is te gek om het kinderen (en dus ook hun ouders) naar de zin te maken. Er is een oneindig aanbod aan sport, hobby’s en andere activiteiten. De kinderopvang is een industrie op zich.
Maar misschien wel juist doordát alles op kinderen is gericht, is de druk op die kinderen verschrikkelijk groot. Ik heb maar weinig gezinnen meegemaakt waar de kinderen gewoon ‘goed genoeg’ waren. Waar niet alsmaar werd verteld over de schoolprestaties, sportprestaties, dansprestaties, hoeveel vrijwilligerswerk ze deden, hoeveel tijd ze aan hun huiswerk besteedden en dan tóch nog tijd hadden om drie keer per week met de cheerleaders te oefenen… Op school moest iedereen hetzelfde niveau kunnen halen. En ging dat niet, dan werden kosten noch tutors bespaard om het kind aan de haren omhoog te trekken totdat het wél net zo goed was als de klasgenootjes.
In een notendop: Amerikaanse kinderen hebben een druk leven en al vanaf jonge leeftijd weinig tijd meer om kind te zijn. Waarbij de ouders en eigenlijk de volwassenen in het algemeen er ver in gaan om elkaar de loef af te steken.
Die dansschool bijvoorbeeld. Iedere dansschool werkt toe naar een eindejaarsvoorstelling, de ‘recital’. Alleen al in ons dorp was dat een enorm prestigieus gebeuren, waarbij de verschillende dansscholen met hun recital willen laten zien dat zij het meeste aanzien genieten. Daardoor werd al vanaf december (met de recitals eind mei / begin juni) door iedere groep een eigen dans ingestudeerd, die weer moest passen bij het algemene thema van de voorstelling. Wat in het geval van Anne betekende dat ze zes maanden elke week dezelfde dans oefende, op ‘Big girls don’t cry’ (ja, die uit Dirty Dancing).
Wat een verademing dan ook, dat de meiden hier elke les een stuk of vijf verschillende dansen krijgen en lekker kunnen swingen op voor hén bekende muziek van Jessie J en Ariana Grande. En dat er volgende week een kerstpresentatie wordt gegeven voor ouders, opa’s en oma’s en dat er in de uitnodiging stond: de dansers graag in rood / wit gekleed met een kerstmuts, indien voorhanden. Niks geen 60 dollar voor een verplicht kostuum, a4-tje met make-up handleiding en 2 generale repetities. Gewoon, lekker ongedwongen laten zien waar je mee bezig bent.
En hoewel ik het geweldig vind dat ze een keer zo’n semi-professionele show heeft kunnen meemaken, is dit nog maar een voorbeeld van hoe ik vind dat de Nederlandse samenleving pas écht op kinderen is gericht, zonder zich daarbij al te veel aan te trekken van uiterlijk vertoon.
De kinderen kijken over het algemeen met heel veel plezier terug op onze tijd in de VS en zijn trots op dat kleine beetje Amerikaanse roots dat ze nu bij zich dragen. Daan kwam deze week thuis met het eerste couplet van het Wilhelmus, daar waren ze in de klas mee bezig geweest. Zonder dat Anne erbij was, had ik er met hem naar gekeken en het gezongen. Later, toen ik met Anne alleen was, vroeg ik uit nieuwsgierigheid:
‘Weet jij eigenlijk hoe ons volkslied gaat?’
‘Ja, maar alleen het laatste stukje.’
‘Oh’, zei ik, verbaasd dat ze überhaupt iets van het Wilhelmus wist. ‘En hoe gaat dat dan?’
Met een ondeugende lach zette ze uit volle borst in: ‘Oh, say does that star spangled banner yet wave… Over the land of the free and the home of the brave!’