
‘Beste Karin,’. Zo begon het briefje dat afgelopen dinsdagavond op mijn deurmat viel. Het was een briefje om mij te waarschuwen voor de poel des verderfs die Halloween heet. En of ik wel had nagedacht over de kinderen van onze buurt die hiermee onherstelbaar beschadigd zouden raken, tenzij zij zich tot de Heer zouden wenden. Maar laat ik bij het begin beginnen.
Twee jaar geleden stond ik op het punt om Halloween af te schaffen. Dat jaar en het jaar ervoor hadden de kinderen en ik op 31 oktober lukraak bij deuren in de buurt aangebeld en ‘trick or treat!’ geroepen. Is in Nederland niet zo’n goed idee, kan ik je vertellen. Sterker nog, ik begon het een behoorlijk gênante vertoning te vinden.
Daar moest dus een plan voor komen en sinds vorig jaar brengen wij ongeveer een week voor Halloween een A4tje rond, met op de achterkant een kleurplaat. Op de voorkant staat wat de bedoeling is: vind je het leuk als er op 31 oktober verklede kinderen bij je aanbellen, hang dan de kleurplaat bij je deur. Maar dan een beetje uitgebreider en uitnodigender, anders wordt het natuurlijk niks.
Toen dat briefje dinsdag op de mat viel, zei Bas: ‘Kijk nou, je hebt fans!’ Er zat zelfs een boekje bij, getiteld ‘Halloween: doodleuk?!’, waarin de oorsprong van Halloween uit de doeken wordt gedaan en wat de gevaren zijn van horrorfilms kijken en mensen laten schrikken. Als fervent atheïst had Bas de grootste lol, maar ik heb het serieus zitten lezen en vooral ook de brief die deze buurtbewoners erbij hadden gedaan. Die was namelijk echt uit het hart geschreven. Je kan geloven wat je wil, christen of geen christen, maar dit ging vooral over mensen die zich oprecht zorgen maken over het bang maken van kinderen en wat dat met iemand kan doen. En of dat dan wel of niet in het kader van het oproepen van de duivel is en daarmee het Jezus moeilijker maken om mensen het licht te laten zien, of dat je gewoon de lol niet zo inziet van afgehakte ledematen, maskers, ijselijk gegil en ander gegriezel, dat kan je dan eigenlijk in het midden laten.
Daarom ben ik op woensdagavond, de dag voor Halloween, even gaan aanbellen, bij de briefschrijvers. Met een door Bas nageroepen ‘Laat je niet bekeren, hè?!’ en toch wel wat spanning in m’n lijf, stond ik met het boekje in mijn hand voor de deur. Toen er een vrouw opendeed, zei ik op mijn meest vredelievende toon: ‘Hoi, ik kom jullie bedanken voor jullie brief.’ Ze schrok toch en zei: ‘Ik roep even mijn man erbij’, duidelijk half en half verwachtend dat ik haar in elkaar kwam slaan. Maar haar man zei meteen: ‘Wil je even binnenkomen?’ en dat deed ik. Ik heb ze bedankt dat ze mij zelf hebben aangeschreven en hun zorgen kenbaar hebben gemaakt. Dat ik dat liever had dan dat ze het niet tegen me zouden zeggen en elk jaar hun frustratie groter zou worden. Dat ik hun visie respecteerde en dat ik ook graag wilde uitleggen waarom wij het zo leuk vinden om Halloween te vieren. En dat ik zelf eigenlijk ook helemáál niet van griezelen houd en het daar wat mij betreft ook niet om te doen is. Ik zie het meer als een soort carnaval, waarbij de bonus voor de kinderen hem in het snoepgoed zit. Het werd een interessant gesprek over licht en duisternis. Waarbij dat voor deze mensen stond voor Jezus versus de duivel en voor mij voor plezier versus narigheid. Dat kon gewoon en dat was eigenlijk best bijzonder.
Toeval of niet, dit weekend zat ik Coach Carter te kijken. Een film met Samuel L. Jackson over een basketbalcoach, die zijn ongeslagen team niet meer laat spelen tot ze allemaal voor al hun vakken voldoende staan op school. In de film vraagt de coach steeds aan zijn meest rebelse leerling: ‘What is your deepest fear?’ De jongen in kwestie weet het niet, totdat hij aan het einde, wanneer de coach zelf even in een dip zit, de volgende quote opzegt:
Our deepest fear is not that we are inadequate. It is that we are powerful beyond measure. It is our light, not our darkness, that most frightens us. Your playing small does not serve the world. There is nothing enlightened about shrinking so that other people won’t feel insecure around you. We are all meant to shine as children do. It’s not just in some of us; it is in everyone. And as we let our own lights shine, we unconsciously give other people permission to do the same. As we are liberated from our own fear, our presence automatically liberates others.
Potverdorie, wat een prachtige tekst. Dat is het soort licht waar ik bij wil horen. Zou dat nou uit de bijbel komen? Nee, hij is van Nelson Mandela. En als er nou iemand verstand had van licht versus duisternis, dan was hij het toch wel.