Als het maar droog is

the-rain-and-the-sun“Mam! We hebben lekkage! Er loopt water uit de lamp in de bijkeuken!” Het is op een donderdag in de zomervakantie, tien uur ’s ochtends en ik zit op m’n werk. Anne belt op m’n mobiel en klinkt behoorlijk in paniek. En hoewel water uit de lamp inderdaad aanleiding mag zijn tot een lichte vorm van paniek, begrijp ik het niet zo goed, want Bas is thuis met de kinderen. “Oh jeetje zeg, dat klinkt niet best. Maarreh, pappa is toch thuis?” “Ja, natuurlijk, maar het lekt écht heel hard hoor, het loopt over de drempel zó de hal in! Wacht, ik stuur even een filmpje!” Hangt op. Natuurlijk, puber in wording, dan wil je als ouder paniek in de stem nog wel eens verwarren met pure sensatiezucht.

Naast dat het donderdag is, is het ook twee dagen voordat we op vakantie gaan. Al-tijd fijn, zo’n akkefietje, als je ook bezig bent met inpakken, laatste boodschappen, schoonmaken, alternatief onderdak voor de huisdieren regelen en orchideeën naar gezellig kletsende buurvrouwen brengen. Waardoor we op de dag voor vertrek nog de loodgieter over de vloer krijgen (of liever gezegd: over het dak) en de schade-expert van de verzekering. Gelukkig had Bas de dag ervoor alles, zo goed als en zo kwaad als het ging, droog gekregen, alles van waarde op een hoger niveau gezet en alles met de elektriciteit geregeld (gedoe met aardlekschakelaars en onbruikbare groepen… huuh…), dus daar heb ik geen werk meer aan. De buurvrouw belooft om bij harde regen te gaan kijken of het nog steeds lekt, ik geef haar het nummer van de loodgieter, just in case, en dan gaan we toch maar op vakantie. Naar Engeland, dit jaar.

Ook in Engeland blijft het de twee weken dat we daar zijn, niet alle dragen droog. Dat weet je van tevoren natuurlijk, als je naar Engeland gaat, maar we gingen naar het ‘tropische deel’ van Engeland, Cornwall en South Devon. Van verschillende kanten was mij al verzekerd dat het daar ‘echt veel minder’ regent dan in de rest van Engeland. Nou weet ik niet wat voor noodweer ze dan in de rest van Engeland hebben gehad, maar ook op onze in de tropen gelegen camping krijgen we de nodige watergordijnen en windhozen over ons heen.

De eerste dagen gaat het nog goed en op de dag dat het mooiste weer voorspeld wordt, gaan we naar een zwembadencomplex aan de kust, met allemaal verschillende glijbanen. De zon schijnt, het is warm, een fantastische dag. In de middag ziet de lucht er af en toe dreigend uit, maar steeds wijken de wolken af en we houden het droog. Geen moment komt het in me op dat het 30 kilometer verderop misschien wel heel hard zou kunnen regenen, totdat we ’s avonds thuiskomen en blijkt dat we twee zijflappen van de tent open hebben laten staan… Een hele tas met kleren is doorweekt, de elektrische kachel durven we voorlopig even niet aan te zetten door de hoeveelheid water die eruit komt lopen en wéér kunnen we dweilen…

Na een paar dagen regen vraagt de Britse buurman van een paar tenten verderop (leuke bos blonde krullen, precies goed stoppelbaardje, vrolijke ogen… lijkt eigenlijk helemaal niet Brits, meer Zuid-Europees… maar ik dwaal af): “So are you enjoying our real British summer? I’m telling you, we’ve had the best summer in years, right up until the day we arrived here!’ Hebben wij dat. Gelukkig zitten er ook nog prima droge dagen tussen, waarbij het weliswaar jasje-aan-jasje-uit blijft, maar we kunnen heel mooi de omgeving verkennen en van het prachtige landschap genieten.

Wel valt het ons op dat die ene Britse buurman de enige campinggenoot is, die een beetje gezellig doet. Er zijn geen andere Nederlanders op de camping (of überhaupt andere Europeanen), alleen maar Britten. En man, wat zijn die afstandelijk zeg! Er kan nog geen gedagje vanaf als ze voorbij lopen, de kinderen spelen alleen maar met elkaar, niemand maakt een praatje bij het afwasgebouw… Ik hoef heus niet elke avond bij iemand anders te zitten, maar zo af en toe even ervaringen uitwisselingen of gewoon ‘waar kom je vandaan’, dat is toch een gedeelte van de charme van kamperen. Ook het personeel in pubs en winkels vinden we niet bijzonder (klant)vriendelijk. Nu zijn wij natuurlijk die over the top joviale Amerikanen gewend, maar ik had eigenlijk van die Britten wel een soort John Cleese-achtige zelfspothumor verwacht. Het blijkt dat hij niet voor niets de draak steekt met de inborst van zijn landgenoten.

Toch komen we uiteindelijk nog een Brit met humor tegen. In een souvernirwinkeltje werkt een jongen van begin twintig, die geïnteresseerd vraagt waar we vandaan komen en hoe we het hier vinden. Om hem niet voor het hoofd te stoten, klets ik er een beetje omheen en zeg dat de camping mooi is en de omgeving prachtig. Maar omdat Anne een hoodie wil laten bedrukken en het uitzoeken van de letters een eeuwigheid duurt, blijft hij maar doorvragen over of we het naar ons zin hebben. Ja eh, als je het dan écht wil weten, dus ik zeg: “Well, I do have to say, we’ve been to a lot of countries in and outside of Europe, but the people here are… how do I say this… they kind of keep to themselves, don’t they?” De jongen knikt vrolijk en vol herkenning en zegt: “I know! I’ve just been on holiday with my girlfriend to Mallorca and people are so different on the mainland. They are much more open and welcoming!” Hè gelukkig, ik heb hem niet beledigd. Dus ik voeg er nog aan toe: “It’s funny with the guests at the campground, it’s like they really don’t want to talk to you.”

Hij lacht en zegt: “Yes, we tend to get a bit moody. I think it’s the weather.”

Als we na nog twee dagen regen bij de eerste zonnestralen weer uit onze tenten tevoorschijn komen, zegt de vriendelijke camping-Brit: “Right, that’s it, we’re going home. Too much rain for us!” En ik denk: meen je dat nou? Houden we het gewoon langer uit in de regen dan de locals? Ik denk toch dat hij tweede generatie Griek was.

Advertentie

Geheime efficiëntie

victorias-secret-gift-card-giveaway-

Toen we net weer terug waren in Nederland, kreeg ik van Bas een Victoria’s Secret cadeaubon voor mijn verjaardag. “Dat is een leuke aanleiding voor jou om een keer met me mee te gaan, naar New York en dan heb ik er ook nog wat aan!” glom hij van zelfingenomenheid.

Een paar weken geleden was het dan zo ver: de kinderen en ik gingen voor het eerst weer terug naar New Jersey! Na een afwezigheid van bijna twee jaar hadden we het eindelijk zo kunnen plooien dat niet alleen ik met Bas mee kon, maar ook de kinderen, zodat we weer even naar ons andere ‘thuis’ konden. En thuis, dat was het ook meteen weer! Ik had verwacht dat we ‘gewoon’ op bezoek zouden gaan, maar het voelde allemaal onverwacht vertrouwd aan. Ook na twee jaar weer in Nederland te zijn geworteld en de relatief korte periode die we er hebben gewoond, blijft dit stukje van de wereld toch heel bijzonder voor ons. Het was mooi om te ervaren.

Op de laatste nipper had ik er thuis nog aan gedacht om die cadeaubon bij me te stoppen. Ik had al zo’n vermoeden dat er voor Bas en mij wel een avond samen in zou zitten en inderdaad, de kinderen waren bij hun beste vriendjes en vriendinnetjes nog even welkom om te blijven eten en slapen als twee jaar geleden. Waardoor wij ons op vrijdagavond kinderloos en met cadeaubon op zak, naar de mall begaven.

Nog geen twee minuten binnen bij Victoria’s Secret, kwam er een onwaarschijnlijk kleine, prachtige Indiase mevrouw op zachte slippers op ons afgeschuifeld. ‘Hi, how are you? Do you know what you’re looking for today? Bras, panties?’ Ik: ‘Ehm, a bra, I think?’ ‘Do you know your size?’ ‘Well, I know my European size, but I don’t think that’s going to help me much…’. Ergens uit haar wonderschone wikkeljurk toverde ze een meetlint tevoorschijn, dat ze tussen twee duimen en wijsvingers ter hoogte van mijn borsten omhoog hield. Met één opgetrokken wenkbrauw en een vragende blik in haar ogen, zorgde ze ervoor dat ik verbouwereerd mijn armen omhoog deed, zodat ze midden in de winkel de omvang van mijn borstkas en de omvang van mijn borsten kon opmeten. Bas deed nog net geen rondedansje.

‘Right, I think you are a 38DD, but if you go to the fitting room, they will make sure you get the right size and you can try on our different styles of bras. What’s your name?’ ‘Ehm, Karin.’ ‘Okay, my name is Meena, if there is anything you need after your fitting, please let me know.’ Ze schreef alle informatie (mijn naam, haar naam, mijn maat) binnen vijf seconden in een onberispelijk handschrift op een speciaal daarvoor bestemd kaartje, gaf het aan me en liep met me mee naar de paskamers. Daar hield de pret voor Bas op, want hij mocht plaatsnemen op een (roze pluchen, dat dan weer wel…) bankje bij de ingang van de paskamers, waar er verder geen glimp van vrouwelijk naakt meer op te vangen viel.

De dame die de scepter zwaaide in de fitting room, was in alle opzichten de tegenpool van de mevrouw die me eerder had geholpen. Denk: Big Momma’s House, maar dan jonger en met een beter gevoel voor humor. Echt, ik denk dat ik drie keer in die mevrouw had gepast. Eerst ging ze me bevragen over wat voor soort beha ik wilde (padding, no padding, push up, strapless, sportsbra?) en daarna ging ze wat modellen voor me halen, om wat te kunnen uitproberen. Ik kreeg een pashokje toegewezen en op de deur werd het kaartje met al mijn gegevens keurig in het daarvoor bestemde houdertje geschoven. In het hokje zat een knop, waarmee ik een lichtje aan de buitenkant van mijn deur kon laten branden, zodat ze wist dat ik hulp nodig had. Toen ik me in de eerste BH had gehesen, drukte ik op de knop. Binnen twee seconden stond ze aan de deur en zei: ‘I’m here, miss Karin’, netjes afwachtend tot ik zelf de deur open zou doen.

‘Oooh, I like it!’, zei ze. Ik vond hem ook wel mooi, maar, zoals bij de meeste vrouwen, zijn ook mijn borsten niet allebei even groot. Ik vond dat de ene teveel werd afgesneden, dus dat zei ik tegen haar. ‘Okay, we can do something about that, but I have to say, I like your breasts! I do, they’re nice and firm and they have a nice shape to them.’ En hoe ze het deed, deed ze het, maar ik schoot niet in de lach en ik vond het ook niet raar. Ik geloofde haar gewoon. Ik was gewoon even oprecht trots op mijn dames. Nou, dan ben je toch wel een topverkoper, als je elke dag vrouwen BH’s staat te verkopen en je kan je complimenten zó oprecht laten klinken. Ik kan er nu nog met bewondering aan terugdenken.

Ik paste nog een paar modellen, die niet allemaal even mooi zaten. Onvermoeibaar en met een ongekende snelheid kwam ze steeds nieuwe aandragen, steeds in de goede maat en dat terwijl ik absoluut niet de enige was die ze aan het helpen was. Uiteindelijk koos ik twee modellen die me bevielen. De volgende stap was de kleur uitkiezen. Ik kleedde me weer aan en ondertussen hoorde ik haar in haar oortje zeggen, waarmee ze blijkbaar in verbinding stond met de winkel: ‘Meena, she’s coming out, I repeat, she’s coming out!’. Je kan er wat van vinden, maar ik voelde me stiekem toch een beetje als Katy Perry die haar cue krijgt om het MTV Music Awards podium te betreden. Ik haalde Bas op uit de ballenbak en daar kwam Meena ons alweer tegemoet. Ze vroeg (weer met die opgetrokken wenkbrauw en dit keer een uitgestoken hand), naar het kaartje, waarop inmiddels ook mijn voorkeur voor de modellen stond geschreven en schuifelde voor ons uit om de keuze aan kleuren te laten zien.

In een laatste poging om Bas ook nog een leuke avond te bezorgen, koos ik twee verschillende kleuren uit en zei dat ik die nog even wilde passen om te zien hoe ze stonden. Dat was natuurlijk niet de bedoeling van deze bijzonder efficiënte shopgebeurtenis, maar hey, de klant is koning, dus met een zakelijke glimlach werden we weer terug naar de fitting room gebracht, waar Bas weer op zijn bankje moest plaatsnemen. Ik paste de twee BH’s, deed net of ik twijfelde, drukte op de knop en vroeg met mijn liefste, onzekere vrouwenstem: ‘I have some doubts, can my husband please come have a look and help me decide?’ Zo, toen had ik het even goed verpest zeg, met m’n Europese fratsen. ‘No, he may not. That is out of the question ma’am.’ Het amicale ‘miss Karin’ was als sneeuw voor de zon verdwenen. Jammer. Toch twee mooie BH’s aan over gehouden. En een gratis boodschappentas en hemdje. Alleen zal Bas waarschijnlijk de volgende keer weer voor een bon van de Bijenkorf gaan.

Het goede voorbeeld

ducksIk heb er niet zo vaak last van hoor. We hebben het goed, we zijn gezond, tussen Bas en mij zit het goed, de kinderen zijn gelukkig, onze ouders leven nog en zijn gezond. Echt, niks te klagen, want ik weet donders goed dat het ook anders kan. Maar toch hè? Soms, als ik voor de duizendste keer de placemats na het eten sta af te soppen. Of als ik de vaatwasser sta uit te ruimen. Of de bedden te verschonen. Dan denk ik: Doen we het wel goed? Doe IK het wel goed? Genieten we wel genoeg van elkaar? Geven we het goede voorbeeld? Zíen de kinderen eigenlijk wat we allemaal doen, of gaan ze op in hun eigen wereld van FIFA en Musical.ly?

Zo kwam Daan afgelopen week thuis met een inschrijfformulier voor schoolvoetbal. Dat is op een woensdag in april en ze zochten ook nog begeleiders. Gelukkig hoef je het team dan niet te trainen (god, bewaar me…), maar hoef je alleen te zorgen dat de kinderen op de juiste tijd op de juiste plaats staan. Nou, dat gaat me nog wel lukken, dus ik schreef mijn naam op het strookje. Zegt Daan: ‘Ga jij je nou opgeven als begeleider?? Goed zo, mam! Eindelijk eens wat anders dan al dat huishouden!’ En ik dacht: Echt? Wat anders dan al dat huishouden? Of ik anders nooit meehelp op school! Of naar m’n werk ga, of sporten, of met z’n allen wat leuks doen of… Ik schrok er gewoon een beetje van.

Zo ongeveer tegelijkertijd zag ik dat een vriendin op Facebook, die in Canada woont, iets leuks had gepost. Een lijst met vragen die je aan je kinderen kan stellen, om eens te horen hoe goed ze je kennen. Zoals: wat is mijn lievelingseten en hoe oud ben ik, maar ook: wat maakt me blij en wat maakt me verdrietig? Haar kinderen hadden de leukste en liefste antwoorden gegeven (What do I say a lot? En beide jongens hadden geantwoord: I love you. Dat wil je toch horen, als moeder?), dus vol goede moed onderwierp ik de kinderen op een avond bij het welterusten zeggen aan een kruisverhoor.

Daan was eerst aan de beurt.

‘Wat zeg ik vaak?’

‘Nou, als jij aan het koken bent, en het gaat niet goed, dan zeg jij vaak shit.’ Denkt nog even na. ‘Ja, dat valt me echt op.’

Hmmm, niet helemaal het begin waar ik op gehoopt had. Volgende vraag.

‘Wat maakt me blij?’

‘Iets met z’n allen doen’. Kijk jongen, daar scoor je wel punten mee, heel goed.

‘Wat maakt me verdrietig?’

‘Als wij ruzie hebben.’ Klopt als een bus, dit gaat de goede kant op.

 

Eens kijken hoe z’n zus het er vanaf brengt.

‘Wat zeg ik vaak?’

Ze grinnikt. ‘Zal ik het eerste zeggen wat in me opkomt? Ga je niet leuk vinden hoor…’

‘Nou, zeg toch maar…’

‘Hoe vaak moet ik nou nog zeggen wat we eten vanavond??’

Toch fijn, als dat het eerste is wat in haar opkomt. Niet: ik vind je lief, of: ik hou van je… Béétje jammer, dit.

‘Wat maakt me blij?’

‘De sauna.’

‘Meen je dat nou? Denk je echt dat mij dat het allerblijst van alles maakt?’

‘Ja eh, ik moest toch het eerste zeggen dat in me opkwam?’

‘Oké…, volgende vraag: wat maakt dat je trots op me bent?’

Denkt even na.

‘Je bent een doorzetter. Als bijvoorbeeld een sollicitatie niet gelukt is, ga je gewoon door naar de volgende.’

 

Yes! Dat is in ieder geval één pedagogisch aspect waarop ik goed voorleef. Victorie!

 

Maar toen ik dezelfde vraag aan Daan stelde, kreeg ik als antwoord: ‘Nou, je bent handig, niet te dik en je gaat altijd voor me winkelen, zodat ik niet mee hoef. Jij kan heel goed schoenen voor mij uitzoeken.’

 

Damn… toch nog behoorlijk wat werk aan de winkel…

 

Eeuwige strijd

bathroom-scale

Nee, nee, nee! Nog even zag ik de digitale cijfers bij mijn voeten twijfelen, maar toen knipperde daar toch onverbiddelijk het eindoordeel: 78,2 kilo. Ja, zo verrassend was dat nou ook weer niet, want als zelfs de broek van je huispak gaat knellen, dan weet je eigenlijk al hoe laat het is. Maar teleurstellend was het wel.

Tijd voor actie! Maar wat voor actie? Na een paar halfslachtige pogingen heb ik het zoeken naar een sportschool anderhalf jaar geleden al opgegeven, dus om dat nu, drie maanden voor vertrek, weer op te pakken lijkt niet de meest voor de hand liggende keuze.

Wandelen? Heb ik ook gedaan, in het najaar. Met nog vier andere moeders stonden we om half zes ’s morgens bij het hek van het ‘Environmental Center’ en liepen ongeveer een uur. Dat was erg gezellig en ook goed voor de conditie, maar toen kwamen de winter en de vorst en toen bleek maar weer eens wat een watje ik eigenlijk ben. Terwijl zij sneeuw en kou trotseerden met twee joggingbroeken over elkaar, mutsen, sjaals en handschoenen, bleef ik liever in m’n bed liggen. Ben toch al nooit zo’n ochtendmens geweest…

Wat dan? Er móest iets gebeuren. Een tijdje geleden had ik op Facebook een hele stoere video gezien van een paar meiden, die een workout deden op ‘Uptown Funk’. Ik denk dan altijd: dat ziet er cool uit, dat wil ik ook! En aangezien ik vroeger altijd sterkere buikspieren had dan Bas, dacht ik: hoe moeilijk kan het zijn? Dus, sportbroek uit de kast (toen ik die eenmaal aan had was de motivatie des te groter…), filmpje opgezocht en in de woonkamer op het kleed gaan liggen. De dames begonnen met een ‘plank’, je weet wel, dat je op je onderarmen ligt en op je tenen steunt. Dat ging nog net. Maar daarna tilden ze één arm op, waardoor ze nog maar op één arm steunden. Huh? Hoe deden ze dat nou? Ik kreeg geen arm van de grond. Die had ik toch echt allebei nodig, anders kiepte ik om.

Als een aangespoelde walvis lag ik op mijn woonkamerkleed te proberen een stelletje tienermeiden na te doen, terwijl mijn benen volledig ongecontroleerd steeds tegen de koffietafel stootten en mijn hoofd inmiddels bijna onder de bank lag. Soms kan je zo blij zijn dat je hebt besloten iets te doen terwijl er verder niemand thuis is. Daarbij werden ook nog eens mijn vermoedens bevestigd dat we beter een wat duurdere stofzuiger hadden kunnen kopen, want door de wrijving zag mijn spandex sportbroek eruit alsof ik er net drie oudbakken stroopwafels boven had verkruimeld.

Dat ging hem niet worden dus. Ineens herinnerde ik me dat ik ooit van iemand een fitness DVD had gekregen. ‘Ten minute workout solutions.’ Want tenslotte kan iedereen wel tien minuten in zijn dag vinden om te bewegen! Helemaal achterin de DVD kast vond ik hem terug. Je kan kiezen uit vijf verschillende sessies van tien minuten, of doe ze allemaal voor een ‘50 minute amazing workout!!’ Toen ik de mevrouw zag die de oefeningen voordeed, was ik er bijna weer mee gestopt. Waarom laten ze dat nou nooit een vrouw doen van in de 40 die ook wel een kilootje of tien kan missen? Het is altijd zo’n veel te mooi meisje, met een veel te bruin en strak lijf waar je ook veel te veel van ziet, met een veel te stralende glimlach die de volle 50 minuten niet van haar gezicht te krijgen is.

Dus ik nog proberen, de welbekende step touches, grapevines en jumping jacks vlogen me om de oren. En net terwijl ik me bedacht dat de sluitspier van mijn blaas ook zijn beste tijd gehad heeft, zei ze: ‘You guys are doing great! You are looking so strong! Awesome job!’ Hoe weet jij dat nou, tuthola met je bionische buik, of ik het goed doe?! Misschien zit ik wel met een zak chips en een liter cola op de bank te besluiten of ik mee zal doen!

Een hysterische lachbui maakte zich van mij meester. Noot aan mijzelf: morgen bij de supermarkt op zoek naar een pak Tena Lady.

Goedgelovig

Goedgelovig

Ik ben zo iemand die je altijd in de maling kan nemen. Als kind was ik supergevoelig en ik kon er slecht tegen als iemand een grap met me uithaalde. Ik kan me dat gevoel nog zo goed herinneren, als ik maar dácht dat ik werd uitgelachen. Eerst die trillip, terwijl je nog probeerde je in te houden. Dan kon ik nog net met een piepstem uitbrengen ‘Daar moeten jullie niet om lachen!’, om vervolgens toch in hartverscheurend huilen uit te barsten, waar ik dan alleen nog maar bozer van werd. Als de kinderen daar nu wel eens last van hebben, spat ik haast uit elkaar van herkenning. Ik snap het jongens, ik snap het! Het lot heeft alleen bepaald dat ik de jongste ben van drie meiden, dus ik ontkwam natuurlijk niet aan de nodige plagerijen en grappen. En hoe jammer ook, ik ben er nooit mijn goedgelovigheid door kwijtgeraakt, want ook nu als volwassene heb ik het nooit door. Ik trap overal in.

Het is natuurlijk reuze schattig, zo iemand die alles gelooft. Maar ik wil niet schattig zijn. Ik wil een vrouw van de wereld zijn met een killer instinct voor leugens en andere onwaarheden. Kijk, de mensen die ik goed ken, daarvan weet ik inmiddels wel wat voor vlees ik in de kuip heb. Toen ik nog in Nederland werkte, had ik een collega, en die zei eigenlijk nooit iets serieus, ook al kwam het er heel serieus uit. Zolang ik maar voorbereid ben, is er niks aan de hand. Dan kan ik soms zelf ook nog best gevat uit de hoek komen. Maar in de supermarkt bijvoorbeeld, als je 6 pakken wc papier koopt en de man achter de kassa zegt: ‘Per 12 zijn ze in de aanbieding hoor!’ en ik dan zeg: ‘Oh ja? Bedankt! Dan ga ik nog wat pakken halen!’ en dat de hele rij achter je dan in de lach schiet en de man achter je opmerkt: ‘Virusje onder de leden?’ Dat dus. Daarom heb ik besloten om maar eens wat minder goedgelovig te worden. Toughen up!

Zo kon het gebeuren dat ik afgelopen zaterdag naar de autodealer ging voor een servicebeurt. De parkeerplaats stond hartstikke vol en daarom moest ik helemaal achteraan parkeren, best een stuk van de service ingang vandaan. En natuurlijk was ik weer vergeten om thuis mijn auto leeg te ruimen, dus al mopperend begon ik aan de tour de force om alle KitKat wikkels, afgebroken stukken cracker, lege waterflesjes, haarelastiekjes, takjes, gedroogde bladeren, losse M&M’s, Goldfish (kaascrackertjes ter grootte van een stukje popcorn, in de vorm van een visje) en chipszakjes uit de deuren en onder de stoelen vandaan te halen. Bij gebrek aan een vuilnisbak op het parkeerterrein propte ik alles maar in mijn tas.

Eenmaal binnen, zat daar een wat oudere man, die vroeg waar ik mijn auto geparkeerd had. Hij was duidelijk het hulpje van de garage, de laagste in de pikorde. Triestigheid hier in de VS, hoe lang mensen moeten doorwerken om nog een beetje rond te kunnen komen. Maar goed, ik zei dat ik helemaal achter stond en hij bood heel vriendelijk aan om de auto wel even te gaan halen. Terwijl ik de papieren stond in te vullen, kwam hij na een tijdje weer binnen en zei: ‘We hebben een probleem. Ik kwam achteruit de parkeerplaats uit en er was een auto achter mij komen staan die ik niet had gezien en daar ben ik tegenaan gereden.’ En ik dacht: huh huh, natuurlijk, dus ik zei: ‘Pffffwhahaha, you’re kidding, right?!’ De goede man kromp terplekke vijf centimeter in elkaar en zei zacht: ‘Eh nee, dat is echt gebeurd. Ik vind het heel erg. Misschien kunt u even mee naar buiten lopen om te komen kijken?’ Nou, lekker dan, bitch die ik er was. Nu had ik precies gedaan wat ik probeer te voorkomen door zelf geen mensen voor de gek te houden: iemand gekwetst.

Toen ik thuiskwam, was ik wel toe aan een borrel, maar het zou niet zo’n soort dag zijn als de wijn niet op was. Ook nog maar even naar de wijnhandel dan. Bij de kassa stalde ik mijn flessen uit, trok mijn portemonnee uit mijn tas en tegelijkertijd vlogen er twee Goldfish en een zwart-wit gestreept Halloween armbandje met daaraan een zwarte kat over de toonbank. Met heksenhoed op. Ik schoot in de lach en keek de jongen achter de kassa verontschuldigend aan. ‘Hey, I don’t judge what comes out of other people’s wallets’, zei hij. ‘Although I have to say, I think that was a first.’

Ik weet nu nog niet of hij een grapje maakte.